- door Anna Gerlach © februari 2022
Als nevenvoorzieningen van een echtscheiding bestaan onder meer de zorg- en omgangsregeling voor de kinderen, de alimentatievoorzieningen, de verdeling van het huwelijksvermogen en pensioenvoorzieningen.
We bespreken in dit artikel de alimentatievoorzieningen en de verdeling van het huwelijksvermogen.
Met betrekking tot alimentatievoorzieningen bestaat er een specifieke verordening die de bevoegde rechter en het toepasselijk recht regelt (onder verwijzing naar het zogenaamde Haagse Protocol). In hoofdlijnen zegt de EG Verordening (4/2009) dat de bevoegde rechter voor de echtscheidingsprocedure eveneens bevoegd is van de alimentatievordering kennis te nemen met toepassing van het recht van het land waar de eiser van alimentatie gevestigd is.
Als informatie geven we hieronder de verschillen die bestaan tussen Frans recht en Nederlands recht.
De compensatiemaatregelen /alimentatie:
In Frankrijk kan de rechter volgens het Franse recht één van de echtgenoten verplichten om de door de ontbinding van het huwelijk ontstane grote verschillen in levensomstandigheden te compenseren (“prestation compensatoire”). De hoofdregel is dat dit een bedrag is dat in één keer wordt betaald. De rechter houdt bij het vaststellen van deze compensatie rekening met de omstandigheden van de ontbinding van het huwelijk, de carrièremogelijkheden, het vermogen, de inkomsten, of één van de echtgenoten een aantal jaren niet heeft gewerkt om de kinderen op te voeden, de duur van het huwelijk, de gezondheid van de beide echtgenoten, de te verwachten pensioenrechten, etc. De rechter kan eventueel betalingsmodaliteiten vaststellen, met een maximumtermijn van acht jaar.
De echtgenoot die de compensatie moet betalen, kan in dit laatste geval verzoeken om herziening van deze modaliteiten in geval van een ingrijpende verandering in zijn situatie.
In Nederland kan de rechter volgens het Nederlandse recht bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten heeft op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Hierbij kunnen voorwaarden en een termijn worden vastgesteld. De hoofdregel is dat de uitkering niet langer dan vijf jaar na de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand duurt. In uitzonderingsgevallen bestaat een mogelijkheid tot verlenging. Als het huwelijk minder dan 10 jaar heeft geduurd en er geen minderjarige kinderen zijn, zal de uitkering maar voor de helft van het aantal jaren dat het huwelijk heeft geduurd toegekend worden.
Deze verplichting tot levensonderhoud eindigt wanneer de wederpartij opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel is gaan samenleven “als waren zij gehuwd”. Dit is niet altijd gemakkelijk te bepalen en kan bewijsproblemen opleveren.
Een andere nevenvoorziening van de echtscheiding, welke ik nu zal bespreken, is de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel. Op het moment van de echtscheiding behoudt ieder zijn privévermogen en als er een gemeenschappelijk vermogen is moet dat verdeeld worden. Er moet vastgesteld worden onder welk stelsel de echtgenoten zijn getrouwd als er geen huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld.
De ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen:
Ook hier geldt als algemene regel dat de rechter die bevoegd is het verzoek tot echtscheiding in behandeling te nemen, ook bevoegd is ten aanzien van de huwelijksvermogensrechtelijke aspecten.
Om het huwelijksvermogensregime te kunnen ontbinden, moet bekeken worden wat het tussen de echtgenoten geldende huwelijksvermogensrecht is. Het is hierbij van belang of er huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld, en, indien dat niet het geval is, welk wettelijk huwelijksvermogensstelsel van toepassing is. De verschillen tussen het Nederlandse wettelijke huwelijksvermogensstelsel, zoals dat gold tot 1 januari 2018, en het Franse wettelijke huwelijksvermogensstelsel zijn groot. Voor echtgenoten die gehuwd zijn volgens het nieuwe wettelijke Nederlandse stelsel, dat van kracht is sinds 1 januari 2018, komen de Nederlandse en Franse stelsels wel in grote lijnen overeen. Heeft u dan ook geen huwelijksvoorwaarden gemaakt, dan is het voor de vraag welk vermogen van wie is of aan wie toekomt heel belangrijk om te weten welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is.
De rechter zal vaststellen welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime (en dus de verdeling van de gemeenschappelijke goederen).
Ten aanzien van personen die gehuwd zijn vanaf 1 september 1992, geldt het Haags Huwelijksverdrag van 1978. Dit verdrag bepaalt welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime: dit toe te passen recht is in principe afhankelijk van de gedane rechtskeuze, die gedaan kan worden bij notariële acte.
Als er geen rechtskeuze is gemaakt, dan kan het recht van het land waar u samen na het sluiten van het huwelijk uw eerste gewone verblijfplaats had, dan wel het recht van het land waarvan u samen de nationaliteit heeft, van toepassing zijn. Het betreft geen keuze tussen het recht van de eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats dan wel de gemeenschappelijke nationaliteit. Het Haags Huwelijksvermogensverdrag geeft hier de regels (zoals gezegd: voor personen gehuwd vanaf 1 september 1992).
Voor huwelijken gesloten op of na 29 januari 2019, wordt het huwelijksvermogensregime bepaald door de Europese Verordening 2016/1103.
Wanneer op grond van de verordening tot de slotsom gekomen wordt dat het Nederlandse recht toepasselijk is en de echtgenoten voorafgaande aan hun huwelijk geen huwelijksvoorwaarden hebben opgesteld, dan is tussen de echtgenoten het Nederlandse wettelijke stelsel van toepassing, dat voor huwelijken, aangegaan voor 1 januari 2018, de algemene gemeenschap van goederen is.
Zou tot de slotsom gekomen worden dat het Franse recht toepasselijk is en de echtgenoten geen huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt, dan vallen in de wettelijke Franse gemeenschap alle goederen, door ieder van de echtgenoten afzonderlijk of door hen samen vanaf de aanvang van de gemeenschap tot haar ontbinding verkregen, die voortkomen uit hun werk en/of uit vruchten en inkomsten van eigen goederen. Hier vallen goederen verkregen door erfenis of gift buiten.
Let op: Het huwelijksvermogensstelsel kan automatisch veranderen! Bijvoorbeeld in de situatie dat u beiden de Nederlandse nationaliteit hebt en in Nederland uw eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats had, maar na een aantal jaren huwelijk naar Frankrijk bent geëmigreerd en daar inmiddels 10 jaren woont: vanaf het moment dat u 10 jaren in Frankrijk woont is het Franse wettelijke stelsel van toepassing. Er zijn in deze situatie twee huwelijksvermogensstelsels van toepassing: het Nederlandse ten aanzien van de periode vanaf het huwelijk tot aan het moment dat u 10 jaren in Frankrijk woont en het Franse vanaf het moment dat u 10 jaren in Frankrijk woont. Dit is niet meer het geval voor huwelijken gesloten na 29 januari 2019.
Bij de verdeling van de gemeenschappelijke goederen kunnen fiscale aspecten tevens van belang zijn.
Een punt van aandacht is het zogenaamde “droit de partage” van 2,5% dat de Franse fiscus in geval van verdeling van roerend of onroerend goed heft overal het vermogen dat bij een akte wordt verdeeld. Zelf als de verdeling volgens Nederlands recht in Nederland heeft plaatsgevonden en de akte in Frankrijk gebruikt moet worden voor de tenaamstelling van bijvoorbeeld het Franse vakantiehuis, welke huis bij de verdeling in de akte is meegenomen, is deze belasting van 2,5 % verschuldigd over al het in de akte genoemde verdeelde vermogen. Het tarief 2,5% is in geval van verdeling van de boedel bij echtscheiding sinds 1 januari 2022 verlaagd tot 1,1%.
Het is echter mogelijk de gemeenschappelijke woning of het vakantiehuis nog niet te verdelen maar een “convention d’indivision” bij de notaris op te laten stellen, waardoor het huis gemeenschappelijk eigendom blijft. In dat geval hoeft geen “droit de partage” te worden betaald over de waarde van dit onroerend goed. Het wordt immers niet verdeeld. Wordt dit onroerend goed in de toekomst toch nog aan één van beide ex-echtgenoten toebedeeld, dan is dit droit de partage alsnog verschuldigd. Indien het onroerend goed niet wordt verdeeld maar na de echtscheiding door de beide ex-echtgenoten wordt verkocht, waarna de verkoopprijs wordt verdeeld zonder dat daarbij een (verdelings)akte wordt opgemaakt, dan is de droit de partage niet verschuldigd.
U ziet dat de materie complex is en dat er veel verschillende aspecten naar voren komen. Ik hoop dat dit artikel meer helderheid heeft kunnen verschaffen en u in ieder geval attent heeft gemaakt op het belang van deze zaken.
Dit is artikel 3 van de serie, overige artikelen zijn: